zaterdag 7 juli 2012

De geur van vis


Gereformeerd Vrijgemaakte Kerk te Vianen,
tegenwoordig de Hersteld Hervormde Kerk
Vanuit mijn ooghoek ving ik iets op. Als gevangen in een stroom werd ik te snel verder geduwd in een richting die ik niet wilde. Door een stap naar rechts te zetten, kon ik me omdraaien. En dan tegen de stroom marktbezoekers in terug worstelen in de tegengestelde richting. Was het door wat ik gezien had of door de duwende marktbezoekers dat ik opeens moest denken aan de woorden ’Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen’? Ik moest naast de kraam van de visboer zien te komen. Twee minuten later stond ik eindelijk in de vislucht waar ik enkele seconden ervoor langs gekomen was. Daar was de miniatuur die ik in een flits had gezien en mijn leven een eeuwigheid maximaal had gevormd. Een korte onderhandeling over de prijs leidde tot een tevreden klant en een tevreden verkoper. De plastic tas met daarin de aankoop meenemend, liet ik me weer meeslepen met de meerderheid. De miniatuur voerde mij ondertussen terug in een stroom van herinneringen.



De grote Statenbijbel lag op het fluwelen plateau van de katheder.
De organist speelde een psalm totdat de deur van de consistoriekamer openging. Drie ouderlingen kwamen op rij de kerk in. Twee ervan liepen door naar de preekstoel. Na het handenschudden beklom één de kansel. Zoals elke zondagmiddag zou het een catechismuspreek zijn. Iedere zondag vanuit IJsselstein op de fiets twee keer naar de gereformeerd vrijgemaakte kerk in Vianen. Soms samen met jeugd uit de christelijk gereformeerde kerk die een straat verder op kerkten. Beide gemeenten hadden geen predikant omdat ze te klein waren. ‘Maar samengaan kon niet omdat de kerk van Christus maar één adres heeft.’ Daarom was een preeklezing van een vrijgemaakte predikant gewoon het beste. En deze zondag was het de beurt aan mijn vader die ouderling van dienst was.


De zon scheen door de kerkramen naar binnen. Buiten tjilpten de mussen. Zoals gewoonlijk zat de visboer achter ons op zijn pepermunt te smakken. De lucht van vis die om hem heen hing, maakte dat je het liefst niet door je neus ademhaalde. 'Maar die geur droegen verschillende van de eerste discipelen ook', zei hij altijd lachend. Het maakte dit keer niets uit, want naarmate de ouderling de preekstoel hoger beklom, groeide mijn trots. De hele week had vader de leespreek bewerkt en van commentaar voorzien. Deze middag was het zijn preek en waren het zijn inzichten die op de gemeente neer zouden dalen. De vertrouwde kansel met het groene fluweel en goudkleurige franje aan de zijkanten droeg de opengeslagen Statenbijbel met sloten. Mijn vader legde zijn preek bovenop deze Kanselbijbel, als zou dit Woord zijn prediking ondersteunen. Stevig en vast liet het kleine schemerlampje het licht daarover schijnen voor de opbouw van de plaatselijke gemeente.

Statig stond hij daar en een ogenblik keek hij naar de gezichten van de gemeenteleden. Langzaam werd zijn gezicht rood, terwijl door een wolk de zonnestralen die naar binnen schenen hun glans verloren. Hij schraapte zijn keel. Nog een keer hoestte hij iets weg. Abrupt stopten de mussen het getjilp. Het bleef even stil, te lang stil. Zelfs de visboer achter ons stopte met smakken op de pepermunt. Opeens klonk een hoge stem die ik niet als van mijn vader herkende vanaf de kansel: ’Zullen we onze ogen sluiten in gebed?’ Een ongebruikelijk begin van het gebed wat tot gevolg had dat bijna niemand zijn ogen sloot. Schriel klonk die stem: ‘Onze Vader … Onze Vader.’ Opnieuw een stilte waarbij de schouders van vader steeds verder afzakten. Hij was erg bleek geworden. Hij had nu de katheder met beide handen aan de zijkanten vastgeklemd. Weer die hoge stem: ‘Broeders en zusters, ik weet het niet meer.’

Thuisgekomen opende ik de plastic zak met daarin het kleinood. Een miniatuur van de kansel die we vroeger in onze kerk hadden. Gekocht naast de viskraam op de markt. Hetzelfde groene fluweel, afgezet met goudkleurige franje. Bovenop het katheder stond het schemerlampje niet meer zo stevig als vroeger. Hoe vaak heb ik zo vele jaren later voor mogen gaan als ‘ouderling’ in de zondagse samenkomsten? In mijn persoonlijke Pniël-ervaringen heb ik regelmatig moeten denken aan dat ene ogenblik van mijn vader. Een herkenning van de ervaring van mijn vader. Een erkenning dat ondanks onze menselijke beperkingen de Heere ons als Zijn discipelen wil gebruiken in Zijn dienst. De miniatuurkansel heb ik op zolder een ereplekje gegeven in de studiehoek. Een stille oproep om nederig te zijn voor de Almachtige. Onwillekeurig ruik ik er nog wel eens aan. Het ruikt naar vis. Net als verschillende van de eerste discipelen.

1 opmerking:

  1. Mooi verhaal Ron, en ook zo mooi geschreven! Groetjes van Ilonka

    BeantwoordenVerwijderen